Infinite Update - 31 oktober 2012

• 19 november 2012 Masterclass Passend onderwijs KPC in samenwerking met Infinite Financieel lees verder
• 29 november 2012 Netwerkbijeenkomst Controllers en Financieel directeuren in het PO lees verder

Op 29 oktober is het regeerakkoord “Bruggen slaan” gepresenteerd. Het akkoord bevat 15 concrete maatregelen met betrekking tot de onderwijsbegroting.
We lichten er enkele voor u uit, met name gericht op VO en PO.

• Voor al het overheidspersoneel geldt in 2012 en 2013 een budgettaire nullijn voor de loonsom. De nullijn maakt plaats voor de budgettaire nullijn. Op voorwaarde van modernisering van CAO’s en het in lijn brengen van de secundaire arbeidsvoorwaarden met kabinetsbeleid, kunnen financiële besparingen door het afschaffen van secundaire arbeidsvoorwaarden in dezelfde CAO-periode worden ingezet voor stijging van het primair loon.
• De BAPO-regeling wordt afgebouwd om ruimte te creëren voor moderne arbeidsvoorwaarden.
• Er wordt structureel € 200 miljoen op onderwijssubsidies bezuinigd.
• Het Leerwegondersteunend (LWOO) en Praktijkonderwijs (PRO) worden onder het gebudgetteerde stelsel van samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs gebracht. Daarbij wordt een korting van € 50 miljoen op het huidige zorgmiddelenbudget LWOO/PRO (ongeveer € 500 miljoen) toegepast.
• Er vindt een uitname uit het Gemeentefonds plaats van de middelen die in de verdeling toegerekend worden aan onderwijshuisvesting, maar daar niet aan uitgegeven worden (€ 256 miljoen). Deze middelen worden aan de OCW begroting toegevoegd en worden volledig toegevoegd aan de lumpsumbekostiging van het funderend onderwijs.
• De wettelijk verplichte maatschappelijke stages worden afgeschaft evenals de gratis schoolboeken.
• Voor begeleiding van startende bèta leraren en jonge academische leraren in het voortgezet onderwijs wordt € 100 miljoen incidenteel extra uitgetrokken: € 50 miljoen in 2013 en € 50 miljoen in 2014.
• Er worden gedurende de kabinetsperiode honderden miljoenen aan middelen toegevoegd voor intensivering van onderwijs en onderzoek. € 344 miljoen betreft het primair en voortgezet onderwijs. De middelen worden vooral ingezet voor kwaliteitverbetering van leraren en schoolleiders. Daarnaast worden middelen aangewend, onder andere ter financiering van de wens om tenminste 3 uur per week gymnastiek in het primair onderwijs te geven binnen de bestaande onderwijsuren. De middelen voor het onderwijs komen beschikbaar na de vaststelling van een onderwijsakkoord tussen Rijk en onderwijssectorraden, op voorwaarde dat de arbeidsvoorwaarden in het onderwijs worden gemoderniseerd, teneinde deze meer participatiebevorderend en meer kwaliteitsbevorderend te maken. In afwachting van een onderwijsakkoord met concrete en doelmatige bestedingsplannen en vervolgens een akkoord tussen sociale partners waarin de arbeidsvoorwaarden gemoderniseerd worden, worden deze intensiveringsmiddelen geparkeerd.
• Voorts krijgt het Ministerie van OCW een algemene taakstelling te verwerken, oplopend tot 67 miljoen in 2018.

Naar het regeerakkoord

Op 11 oktober 2012 heeft de minister van OCW geantwoord op Kamervragen over de uitwerking van de fusietoets in krimpgebieden. Zij bevestigt daarin dat zij signalen ontvangen heeft dat schoolbesturen in het PO en VO met dalende aantallen leerlingen de fusietoets als belemmering ervaren. In de praktijk heeft zij op dit moment één aanvraag VO in een krimpgebied gezien en 13 in het PO, waarvan er 12 zijn goedgekeurd en voor één een nieuwe aanvraag wordt ingediend. In de brief refereert zij aan het Interdepartementale beleidsonderzoek “Bekostiging funderend onderwijs bij dalende leerlingenaantallen”. Dit onderzoek is naar verwachting in het voorjaar van 2013 afgerond. Een van de onderwerpen van onderzoek is de fusietoets als mogelijk belemmerende factor voor het oplossen van problemen met dalende aantallen leerlingen. Op basis van de uitkomsten van dat onderzoek zal de minister bezien of verzachting van de fusietoets bij dalende aantallen leerlingen nodig is. Eerder in de beantwoordingbrief zegt zij toe nog dit jaar te zullen bezien of de ontvangen signalen zouden moeten leiden tot aanpassing van de beleidsregel. Niet helder is op welk moment de minister voornemens is de beleidsregel onder de loep te nemen waar het krimpgebieden betreft. Op de DUO site kunnen bevoegde gezagsorganen in PO en VO die overwegen om te gaan fuseren bekijken hoe de adviescommissie tot op heden tot haar adviezen is gekomen en hoe de minister op basis daarvan heeft besloten.

De samenwerkingsverbanden Passend onderwijs PO en VO in oprichting ontvangen dezer dagen de nieuwste bekostigingsinformatie van de regiocoördinatoren Passend onderwijs van OCW. In de nieuwste cijfers is het terugdraaien van de bezuinigingen op passend onderwijs verwerkt. De twee voornaamste gevolgen zijn:

• de inkomsten van het SWV nemen toe (hoger normbudget zware extra ondersteuning),
• de verplichte uitgaven van het SWV nemen toe (de gemiddelde prijs van een (V)SO leerling is verhoogd).

Omdat de inkomsten op een gemiddeld bedrag zijn gebaseerd en de uitgaven op de daadwerkelijke deelname aan het (V)SO worden de vereveningseffecten versterkt, zowel positief als negatief.
Omdat ook andere componenten aan het budget worden toegevoegd, neemt voor vrijwel ieder SWV  het  vrij besteedbare budget toe.
Medio november zijn de cijfers ook via de site passend onderwijs beschikbaar.
Nu de nieuwe bekostigingsinformatie bekend is, heeft Infinite Financieel haar dienstverlening aan samenwerkingsverbanden geactualiseerd
www.passendonderwijs.nl

In de laatste week van november is er weer een nieuwe editie van onze succesvolle netwerkbijeen-komst voor controllers in het PO.

De bijeenkomst vindt plaats op donderdag 29 november. Naast de bekende vaste programmaonderdelen komen twee thema’s aan de orde:

• Mr. Bart Jeroen Boiten, is advocaat bij Capra en portefeuillehouder P&O in het schoolbestuur van zijn kinderen. Hij verzorgt een presentatie met als titel “De kosten van goed en slecht personeelsbeleid”. 
• Irma Walraven, concerncontroller bij de gemeente Velsen en deeltijddocent aan de Haagse Hogeschool, Academie voor Accounting en financieel management behandelt het tweede thema over de positie van de controller, in het algemeen en in het bijzonder ten opzicht van de Raad van Toezicht en het College van Bestuur.

Aanmelden voor deze bijeenkomsten kan via onze website.

Een werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de ministeries van OCW, EL&I, AZ, BZK en Financiën, is inmiddels met dit onderzoek gestart, dat uiterlijk op 1 februari 2013 tot een rapport moet leiden.
Aanleiding voor het onderzoek is de daling van het aantal leerlingen in het PO en VO (funderend onderwijs). De landelijke daling tot en met 2020 in het PO wordt geschat op 50.000 leerlingen (6,25%) en in het VO op 20.000 leerlingen (2,5%). Deze daling is ongelijk verdeeld; zo zijn er tot en met 2020 verspreid over Nederland bijna 70 gemeenten met meer dan 30% daling van het leerlingenaantal in het PO.
Onderzocht worden:

• de elementen in de bekostigingssystematiek van het PO en VO in relatie tot dalende leerlingenaantallen en de effecten daarvan op het PO en VO, en
• de elementen in het onderwijsstelsel die fusies of fusieprocessen van kleine scholen belemmeren of het ontstaan en voortbestaan van kleine scholen bevorderen, of het ontstaan en voortbestaan bevorderen van een te divers opleidingsaanbod gegeven het leerlingenaantal.

Het onderzoek moet een aantal beleidsvarianten opleveren, waarmee de kwaliteit en de doelmatigheid van het funderend onderwijs in gebieden met leerlingendaling geborgd blijft en waar mogelijk vergroot. De varianten worden zoveel mogelijk gekwantificeerd en kunnen budgetneutraal zijn of tot besparingen leiden.
lees meer

Met deze titel is in het oktobernummer van Schoolmanagement Totaal een artikel verschenen van Monica van der Hoff-Israël, directeur van Infinite Financieel. Om zeker te zijn van hun zaken leggen schoolbesturen flinke financiële reserves aan. Want "wat als het leerlingenaantal van mijn scholen onverwacht snel daalt en ik mijn personeel niet kan ontslaan" Maar veel van wat we in het onderwijs als een risico aanduiden, is dat goed beschouwd niet"

Lees het hele artikel

Het bestuur van het Vervangingsfonds heeft op verzoek van de minister van OCW  de uitgangspunten bepaald  voor een toekomstbestendig perspectief voor de vervangingsbekostiging voor alle schoolbesturen in het primair onderwijs. Dit zogenoemde hoofdlijnenakkoord is op  8 oktober gepubliceerd en aan de minister gezonden. Het hoofdlijnenakkoord kent 11 doelstellingen.

Samengevat draait het om drie hoofdpunten:

1. Synergie tussen Vervangingsfonds en Participatiefonds op de onderwijsarbeidsmarkt,met name de relatie tussen vervanging en voorkoming van werkloosheid bijvoorbeeld door het inzetten van werklozen voor vervangingsbanen.
2. Volledig eigen risicodragerschap voor alle vervangingskosten ( excl. vakbondsverlof) mogelijk voor grote schoolbesturen (minimaal € 20 miljoen lumpsum), dan wel samenwerkende schoolbesturen met gezamenlijk een jaarlijkse lumpsum van € 20 miljoen; dit kan al per 1 augustus 2013.
3. Verevening van alle vervangingskosten voor die schoolbesturen, die vanaf 1 augustus 2013 geen eigen risicodrager zijn, waarbij de vervangingsbekostiging ingrijpend vereenvoudigd wordt (simpeler reglement, geen  onderscheid verplicht en vrijwillig verzekerd personeel, eenvoudiger premie innen en declareren). De implementatie van deze vereenvoudigingsvoorstellen vindt  zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk per 1 augustus 2014 plaats.

Daarnaast past het VF het bonus/malussysteem aan per 1 augustus 2013 en wordt de wenselijkheid en mogelijkheid onderzocht van  gedeeltelijk eigen risicodragerschap voor kleine en grote besturen die (vooralsnog) hun vervangingskosten bij het Vervangingsfonds blijven declareren.

lees verder

Het formatiebesluit WVO is aangepast. Conform eerdere besluitvorming, regelt deze wijziging de budgettering van de bekostiging voor het leerwegondersteunend onderwijs (LWOO) en het praktijkonderwijs (PRO). In het vervolg wordt voor de LWOO- en PRO-bekostiging onderscheid gemaakt tussen basiskosten (ongeveer te vergelijken met de gemiddelde kosten voor een reguliere VMBO-leerling) en kosten voor extra ondersteuning (uitgedrukt in bij ministeriële regeling te bepalen ondersteuningsbedragen per leerling). De budgettering betreft de gelden voor die extra ondersteuning. Die worden normatief en met inachtneming van het macro-beschikbare bedrag op basis van het aantal ingeschreven LWOO-/PRO-leerlingen aan de scholen beschikbaar gesteld.  Het budget wordt bepaald op basis van de leerlingentelling van 1 oktober 2011 en de bekostiging van het kalenderjaar 2012. Hiermee wordt een einde gemaakt aan de huidige open einde financiering van deze vormen van onderwijs.
De aanpassing leidt ertoe dat als het totaal aantal geïndiceerde LWOO/PRO-leerlingen ten opzichte van de telling 1 oktober 2011 stijgt en het beschikbare budget overschreden dreigt te worden, de ondersteuningsbekostiging per LWOO-/PRO-leerling naar beneden toe wordt bijgesteld.
De minister streeft naar inwerkingtreding ingaande 1 november 2012, zodat de nieuwe berekeningssystematiek geldt ingaande het kalenderjaar 2013.

lees verder

De premie voor werkgevers die bij UWV verzekerd zijn, daalt in 2013 licht van 0,53% naar 0,52%. UWV verwacht dat de premie ook de komende jaren nagenoeg stabiel blijft. 
De gemiddelde WGA-premie bepaalt mede de individuele WGA-premie. De minimumpremie voor kleine werkgevers daalt in 2013 licht van 0,48% naar 0,47%. De minimumpremie voor grote werkgevers blijft 0,13%. De maximumpremie voor kleine werkgevers daalt van 1,59% naar 1,56%. Voor grote werkgevers daalt de maximumpremie van 2,12% naar 2,08%. Het werkelijke premiepercentage dat u betaalt, hangt af van het risico op arbeidsongeschiktheid in uw onderneming.
De correctiefactor werkgeversrisico daalt van 1,90 naar 1,78. Voor de komende jaren verwacht UWV een verdere daling van deze correctiefactor. De hoogte van de WGA-premie blijft stabiel of loopt hooguit licht op. Dit komt doordat het aantal mensen dat een WGA-uitkering ontvangt, minder snel stijgt. 

lees verder

Op advies van de Raad van State past OCW het wetsvoorstel over de wijziging van de instandhoudingsnorm aan. Het  wetsvoorstel beoogt het gelijk trekken van  de termijn voor de instandhoudingsnorm (vijf jaar)  met de termijn gedurende welke een school onder de voor de gemeente van vestiging geldende opheffingsnorm mag blijven bestaan (drie jaar).
Het oorspronkelijke wetsvoorstel ging uit van verlenging van die laatste termijn naar vijf jaar.

De aanpassing houdt in dat nu de eerste termijn wordt aangepast. Als  dit wetsvoorstel aangenomen, dan moet  de minister elke drie jaar de opheffingsnormen en stichtingsnormen voor alle gemeenten opnieuw vaststellen.
Zo wil men bereiken  dat in krimpgebieden de nieuwe (vermoedelijk lagere) opheffingsnorm eerder van kracht wordt. En  voorkomen  dat een school op grond van de oude opheffingsnorm gesloten wordt, terwijl die op grond van de nieuwe norm - als die inderdaad lager uitvalt -  open had kunnen blijven.

Staatssecretaris De Krom van SZW heeft in een brief de Tweede Kamer meegedeeld dat hij per 1 januari 2013 de prijs voor het aanvragen van een deskundigenoordeel wil verhogen. Zowel de werkgever als de werknemer kan een dergelijk oordeel bij het UWV aanvragen, als er een meningsverschil bestaat over de re-integratie van de werknemer, bijvoorbeeld als een van beide het niet eens is met het oordeel van de bedrijfsarts. Op dit moment bedraagt de prijs voor werkgever én € 50 dit gaat voor de werkgever omhoog naar € 350 en voor de werknemer naar € 175.

lees de brief

De Inspectie van het Onderwijs heeft haar jaarwerkplan 2013 gepresenteerd.
Het inspectietoezicht richt zich in zijn algemeenheid op het bevorderen dat:

• zo veel mogelijk leerlingen onderwijs van goede kwaliteit krijgen in een veilige leeromgeving, waarbij in elk geval is voldaan aan de basiskwaliteit;
• het Nederlandse onderwijsstelsel als geheel goed functioneert;
• de scholen en de samenleving geïnformeerd worden over de staat van het onderwijs

Daarnaast schenkt de inspectie in 2013 in het bijzonder aandacht aan drie andere thema’s die bepalend zijn voor de kwaliteit van het onderwijs(stelsel): onderwijs aan leerlingen met een (extra) ondersteuningsbehoefte, de leraar en het bestuur. De inspectie onderzoekt deze thema’s aan de hand van de volgende algemene vragen:

• Zijn de opbrengsten van het onderwijs voldoende?
• Gaan de scholen goed om met leerlingen met (een combinatie van) problemen die  vastlopen in het onderwijs?
• Zijn de vaardigheden en de professionalisering van leraren voldoende?
• Zijn de kwaliteitszorg, het bestuur en de financiën in orde?

Met laatstgenoemd punt wil de inspectie onder meer financiële en juridische risico’s tijdig signaleren en aanpakken en zich op de hoogte houden van financiële ontwikkelingen in de onderwijssectoren als geheel. Als bij besturen de continuïteit in gevaar lijkt te komen, stelt de inspectie een nader onderzoek in. De inspectie onderzoekt door middels van reviews ook of de controle van de jaarrekeningen door accountants naar behoren wordt uitgevoerd.
Bij aanbieding van dit werkplan aan de Tweede Kamer schrijft de minister dat er nog aanpassingen mogelijk zijn, bijvoorbeeld op grond van het binnenkort te verwachten rapport  van de Commissie Onderzoek Financiële Problematiek Amarantis.
lees verder

De PO-Raad start binnenkort met een nieuw project, In Balans, voor deze schoolbesturen. Zij kunnen gratis gebruik maken van ondersteuning van een team ervaren en hoog gekwalificeerde financiële, juridische en bedrijfskundige specialisten, zogeheten financiële serviceteams. Deze teams leveren op verzoek van het schoolbestuur een analyse van aard, omvang en oorzaak van de financiële problemen en ondersteunen de verantwoordelijk bestuurder bij het opstellen van een verbeterplan en het overleg over analyse, oplossing verbeterplan en evaluatie van de bestuur met zijn of haar interne toezichthouders.
De ondersteuning heeft een duidelijke focus, een duidelijk tijdspad en betreft maximaal 7 advies-dagen.
De ondersteuning strekt zich nadrukkelijk niet uit tot de uitvoering van het verbeterplan.
Daarvoor kunt u, bijvoorbeeld, bij adviseurs van Infinite Financieel  terecht.

www.poraad.nl

Volgens artikel 108 van de Wet op het Primair onderwijs kan een schoolbestuur lokalen verhuren die in een schoolgebouw leeg staan en ook niet nodig zijn voor ander onderwijs of voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Voor de verhuur, bijvoorbeeld aan kinderopvang, is voorafgaand toestemming nodig van burgemeester en wethouders. B. en W. mogen deze toestemming niet afhankelijk maken van een bepaalde huurprijs of van afdracht van huurpenningen aan de gemeente. Volgens een duidelijke uitspraak van de Raad van State, d.d. 21 oktober 2009, www.rechtspraak.nl LJN: BK0803, heeft de gemeente géén recht op de huuropbrengst van verhuur van lokalen in schoolgebouwen voor bijzonder onderwijs, ook niet gedeeltelijk. De gemeente heeft er met andere woorden niets mee te maken op welke hoogte het schoolbestuur de huurprijs bepaalt, en de huuropbrengst komt uitsluitend aan de school/het schoolbestuur zelf ten goede. Dit geldt evenzeer als de gemeente er een andere naam aan geeft, bijvoorbeeld: ‘bijdrage stichtingskosten’.
Het is alleen anders als de gemeente door de verhuur zelf hogere kosten heeft, hetwelk zich in de praktijk nooit voordoet.
Als de gemeente uw schoolbestuur benadert met het voorstel om afspraken te maken of een beleid te ontwikkelen waarvan deel uitmaakt dat het schoolbestuur een deel van de huuropbrengst (onder welke benaming dan ook) aan de gemeente afstaat, dan moet men zich realiseren dat het schoolbestuur geen enkele verplichting heeft dat onderdeel te accepteren.
lees verder

Op dit moment bestaat deze BTW-plicht nog niet voor leden van een raad van toezicht (RvT) als dat lid  maximaal vier RvT-lidmaatschappen heeft. Per 1 januari 2013 vervalt dit beleid en dat betekent dat ieder RvT-lid vanaf die datum 21% BTW verschuldigd is  over zijn of haar beloning. Als het schoolbestuur per saldo het niveau van de vergoeding aan RvT-leden wil handhaven, leidt dat tot een kostenverhoging voor het bestuur, dat immers de in rekening gebrachte BTW niet kan aftrekken.

Dit nieuwe beleid brengt ook administratieve lasten voor  RvT-leden met zich mee:

• zij moeten  zich bij de Belastingdienst als BTW-ondernemer aanmelden.
• zij moeten een factuur aan het schoolbestuur uitreiken. Het is ook mogelijk dat de organisatie de factuur namens het RvT-lid opmaakt. In dat geval stelt de organisatie een factuur op namens het RvT-lid en neemt deze op in haar administratie. Een afschrift van de factuur wordt aan het RvT-lid gegeven. Dat laat onverlet dat het RvT-lid zelf de BTW moet afdragen en verantwoordelijk blijft voor het tijdig en juist uitreiken van de factuur.
• zij moeten een BTW-administratie bijhouden. Deze kan beperkt zijn tot een overzicht van de ingediende facturen en van de facturen van kosten die het RvT-lid in zijn functie maakt.

De Belastingdienst reikt standaard een aangifteformulier per kwartaal uit. Deze aangifte moet elektronisch worden ingediend. Ook als er niets valt aan te geven in een bepaalde periode, moet aangifte worden gedaan (nihil-aangifte). Op het niet of te laat doen van aangifte staat een boete.
Het RvT-lid mag van de af te dragen BTW aftrekken de BTW die hij of zij betaald heeft gelet op de gemaakte kosten.

Als het saldo van de aangifte over een kalenderjaar minder is dan € 1.883,-- aan te betalen BTW bedraagt, maar méér is dan € 1.345,--, komt het RvT-lid in aanmerking voor een korting (de kleine-ondernemersregeling). Als het saldo van de aangifte over een kalenderjaar minder is dan € 1.345,-- aan te betalen BTW, dan hoeft  helemaal geen BTW afgedragen te worden en kan het RvT-lid ontheffing krijgen van de administratieve en factureringsverplichtingen. Voor deze ontheffing moet wel een verzoek ingediend worden.

Wij adviseren schoolbesturen met een Raad van Toezicht zich vóór 1 januari 2013 te bezinnen op de te volgen koers en daarbij bij uw administratie(kantoor) of een fiscalist advies in te winnen.

lees verder

Onze Financiële handreikingen passend onderwijs PO en VO hebben velen in de afgelopen maanden geholpen de financiële consequenties van de stelselwijziging te doorgronden. Nu OCW onlangs de nieuwste bekostigingsinformatie heeft gepubliceerd, kunnen de handreikingen volledig geactualiseerd worden. Momenteel wordt hier de laatste hand aan gelegd. Rond 15  november kunt u de handreikingen weer downloaden van onze site.

Tevens hebben wij onze Rekenmodellen passend onderwijs PO en VO geactualiseerd. In dit rekenmodel schetsen wij voor het betreffende samenwerkingsverband het financieel perspectief, zoals dit zich ontwikkelt tussen 2014 en 2020. Als we de berekening niet eerder voor u maakten bedragen de kosten € 535, inclusief een telefonische toelichting. Maakten we dit model al eerder voor u dan bieden we een volledige actualisatie aan voor het bedrag van € 295,=. Het model vormt de basis voor de meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband.  Genoemde bedragen zijn exclusief BTW.
Productie en levering van de modellen vindt plaats vanaf medio november, in volgorde van aanvraag.

In de loop van de komende weken zullen wij u via onze website en onze nieuwsbrief Infinite Update verder informeren over het ondersteuningsaanbod dat wij bieden. Onder andere organiseren we in januari een aantal bijeenkomsten rondom financiële aspecten en strategische vragen.

Informatie over of aanmelden voor één of meer genoemde producten kan via info@infinitebv.nl.

De minister van OCW heeft een concept-wetsvoorstel opgesteld, waarbij de WPO, de WEC en de WPO BES per 1 januari 2014 zodanig worden aangepast, dat de verantwoordelijkheid voor aanpassingen aan het gebouw en buitenonderhoud bij het schoolbestuur komen te liggen.
Uit de memorie van toelichting blijkt, dat er geen inventarisatie zal plaatsvinden van de staat van het buitenonderhoud van alle schoolgebouwen; dit zou te complex, te duur en tijdrovend zijn. In de plaats daarvan wil de minister in overleg met de PO-Raad komen tot een ministeriële regeling om de invoering van het wetsvoorstel goed te laten verlopen. Daarbij wordt gedacht aan een overgangsperiode gedurende een beperkt aantal jaren, waarin een deel van het te overhevelen bedrag wordt achtergehouden om gericht toe te kennen aan schoolbesturen met gebouwen of gebouwdelen uit een bepaalde periode. Daarnaast wil  de minister met de PO-Raad overleggen over de ondersteuning van schoolbesturen voor de uitvoering van deze nieuwe taak. Gedacht wordt aan ondersteuning voor een aantal jaren door enerzijds het beschikbaar stellen van kennisproducten en anderzijds door professionaliseringsactiviteiten voor besturen. In dit verband wijst de VNG in haar reactie d.d. 18 september 2012  op het concept-wetsvoorstel op het onlangs door VNG, PO-Raad, VO-raad en Stichting Waarborgfonds Kinderopvang opgerichte Kenniscentrum “Ruimte voor Onderwijs en Kinderopvang”. In het overgangsrecht is opgenomen dat op bezwaren en (hoger) beroepen tegen een gemeentelijk besluit inzake bouwkundige aanpassingen, het oude recht van toepassing blijft. Daarnaast is expliciet bepaald dat de gemeente bevoegd blijft om een besluit waartegen beroep is ingesteld hangend het bezwaar of (hoger) beroep in te trekken en vervolgens een nieuw besluit te nemen; dit nieuwe besluit dient wel op basis van het oude recht genomen te worden.

Verder hoeven ingediende aanvragen voor aanpassingen en buitenonderhoud na inwerkingtreding van de aanpassingsweg niet verder behandeld te worden. Ook het programma huisvestingsvoorzieningen dat is vastgesteld voor het jaar waarin de wet in werking treedt, dan wel het jaar daarna, kan vervallen voor zover de bekostiging van de opgenomen voorziening nog geen aanvang heeft genomen.
In de praktijk betekent dat, dat aan aanvragen die nu nog ingediend gaan worden, geen uitvoering meer gegeven zal worden als de wet inderdaad per 1 januari 2014 in werking treed. De eerstvolgende termijn waarvoor aanvragen op grond verordening voorzieningen huisvesting kunnen worden ingediend, is vóór 1 februari 2013 ten behoeve van het programma huisvestingsvoorzieningen 2014. Niettemin is het wel verstandig toch uw aanvragen in te dienen voor het geval de datum van 1 januari 2014 niet gehaald wordt.

In de hierboven al genoemde reactie van de VNG van 18 september 2012 wijst de VNG erop dat de vraag “hoe moet worden omgegaan met renovatie van een schoolgebouw” en wie voor de bekostiging daarvan geheel of gedeeltelijk verantwoordelijk is, nog boven de markt hangt. Renovatie is niet als huisvestingsvoorziening onderwijs in de onderwijswetten opgenomen. De VNG stelt dat renovatie vooralsnog wordt gezien als een onderdeel van de voorziening onderhoud, hetgeen betekent dat na de overheveling op grond van het nu voorliggende concept-wetsvoorstel, het schoolbestuur ook verantwoordelijk is voor renovatie. De VNG merkt op dat door het ontbreken van een aparte voorziening renovatie discussie kan ontstaan tussen schoolbestuur en gemeente, met name als de keuze renovatie of nieuwbouw aan de orde is.

Daarnaast blijkt uit de brief van de VNG zorg over de wijze waarop het bedrag, dat uit het gemeentefonds naar de schoolbesturen wordt overgeheveld, wordt berekend. Voorts vraagt de VNG zich af of dit het juiste moment is voor een dergelijke ingewikkelde operatie, gezien de drukte rond de invoering van passend onderwijs, de verschillende decentralisatieopdrachten voor gemeenten (waaronder jeugdzorg), bezuinigingsvraagstukken en “de huidige slechte financiële situatie van veel schoolbesturen”. Tenslotte pleit de VNG tegen een verder wijziging van de verantwoordelijkheidsverdeling voor de onderwijshuisvesting.
De VNG heeft geen principiële bezwaren tegen de overheveling van het buitenonderhoud in het primair onderwijs.
Het definitieve wetsvoorstel wordt begin 2013 aan de Tweede Kamer gezonden.
www.besturenraad.nl en www.vng.nl