Ook NPO-middelen beschikbaar voor thuiszitters
Via een kamerbrief informeert minister Slob de Kamer over wat er voor thuiszitters wordt gedaan in het Nationaal Programma Onderwijs (hierna: NP Onderwijs), en dan specifiek met de extra middelen voor niet op school ingeschreven kinderen. In de brief is te lezen dat middels het NPO middelen ter beschikking komen die zijn bedoeld voor het proces voorafgaand aan een inschrijving op een school. Door deze middelen in te zetten op het proces voorafgaand aan een inschrijving en samen met ouders en kind te kijken naar ontwikkelkansen passend bij de behoefte van het kind, wordt het kind centraal gesteld. Het doel is om deze kinderen stap voor stap weer in verbinding met het onderwijs te brengen. Omdat gemeenten al hard werken om ook deze kinderen te helpen onder andere door het aanbieden van onderwijszorgarrangementen en individuele maatwerkoplossingen, is het doel van deze aanpak is om hen hierbij te ondersteunen en op landelijk niveau hier nog meer van te leren. Slob schrijft: ‘Daarom gaan wij samen met drie landelijke organisaties in overleg met de betrokken gemeenten kijken wat kan helpen bij het oplossen van het thuiszitten. De kern van de overtuiging daarbij is dat we dit klein moeten aanpakken en pas bij gebleken succes de aanpak moeten vergroten. Wat dit traject uniek maakt t.o.v. datgene wat er tot nu toe is gebeurd is dat alle leerplichtambtenaren getraind worden en in gesprek gaan met de ouders en kinderen die het betreft en de monitoring die we koppelen aan dit traject. Wij vinden het belangrijk om gelijk aan dit plan een monitoring op te zetten, waarbij vragen worden beantwoord én werkbare elementen uit deze eerste regio’s worden opgehaald’. Drie landelijke organisaties (Stichting Gedragswerk, Ingrado en het Ondersteuningsteam Zorg voor de Jeugd (OZJ)) worden vanuit hun expertise betrokken bij het plan van aanpak en individuele casuïstiek. Het plan kent een doorlooptijd van 2 jaar. Op basis van schattingen van het aantal thuiszitters en de bedragen NPO (minimaal €700 voor 2021/2022 en naar inschatting minimaal € 500 voor 2022/2023 per leerling) gaat het om € 3,5 miljoen voor schooljaar 2021/2022 en naar inschatting € 2,5 miljoen voor schooljaar 2022/2023.