Meer duidelijkheid over verwerking kosten groot onderhoud – 8 februari 2023

Sinds 2018 speelt al de vraag hoe de kosten voor groot onderhoud correct (dat wil zeggen met inachtneming van de RJ-voorschriften) moeten worden verwerkt.

De Raad van de Jaarverslaggeving (RJ) heeft nu specifieke verslaggevingsvoorschriften voorgesteld voor schoolbesturen in het primair en voortgezet onderwijs die geen gebouwen op de balans hebben staan. Het is de bedoeling dat deze aangepaste voorschriften ingaan per het verslagjaar 2024. De aangebrachte uitzondering voor het primair en voortgezet onderwijs heeft nog de status van een Uiting: tot 21 maart 2023 is het mogelijk op deze voorstellen richting de RJ te reageren. Voor de goede orde: voor onderwijsorganisaties die hun gebouw(en) wel op de balans hebben staan verandert er niets.

De RJ maakt onderscheid tussen groot onderhoud in de vorm van vervangingsinvesteringen (bedoeld om de huidige staat van het schoolgebouw na een langere gebruiksperiode in stand te houden) en investeringen in de vorm van uitbreiding of kwaliteitsverbetering. Onder deze laatste soort vallen bijvoorbeeld investeringen in verduurzaming.

Voor deze laatste soort investeringen geldt dat deze aangemerkt worden als materiële vaste activa (MVA). Zij moeten geactiveerd worden en daarop moet vervolgens jaarlijks worden afgeschreven.

Voor de eerste soort investeringen heeft het schoolbestuur een keuze, zij het dat het wel een consistente keuze moet zijn (geldend voor alle onder het bestuur vallende gebouwen waarvan het bestuur juridisch eigenaar is). Het bestuur kan ervoor kiezen te (blijven) werken met een voorziening groot onderhoud. Als het bestuur een dergelijke voorziening al heeft, zullen eventuele uitbreidingsvervangingen of vervangingen die leiden tot kwaliteitsverbetering daaruit gehaald moeten worden. Dat worden immers MVA. Als het bestuur een voorziening groot onderhoud nu niet heeft, maar daar wel mee wil werken, is dit uiteraard eveneens mogelijk, nogmaals uitsluitend voor vervangingsinvesteringen.
Als het bestuur ervoor kiest alle investeringen in het gebouw ingaande het boekjaar 2024 te activeren en daarop af te schrijven, zal dit een belangrijke impact op de vermogenspositie hebben. Dit zal vermoedelijk in mindere mate het geval zijn als het bestuur nu investeringen in de voorziening heeft zitten die betrekking hebben op uitbreiding of op kwaliteitsverbetering en het bestuur de voorziening conform de nieuwe richtlijnen aanhoudt. Omdat alle nu in de voorziening groot onderhoud zittende investeringen die tot de MVA (moeten) gaan behoren uit de voorziening gaan, zal het daarmee gemoeid zijnde investeringsbedrag uit de voorziening vrijvallen ten gunste van het eigen vermogen. Pas op het moment van feitelijke investering komen zij terug op de balans en wel als MVA. In beide gevallen is er sprake van een stelselwijziging die toegelicht moet worden in het jaarverslag 2024. De RJ geeft wel de mogelijkheid om de nieuwe cijfers per boekjaar 2024 in de jaarrekening te verwerken en af te zien van aanpassing van de vergelijkende cijfers van voorgaand jaar/voorgaande jaren. De RJ geeft in overweging de vrijval vanuit de voorziening groot onderhoud onder te brengen in een bestemmingsreserve. Zo blijft zichtbaar dat de hiermee gepaard gaande kosten op enig moment wel ten laste van de exploitatie komen in de vorm van afschrijvingen en kunnen deze afschrijvingen dan ten laste van die bestemmingsreserve komen. De RJ geeft tevens in overweging om al voor 1 januari 2024 over te gaan tot toepassing van één van deze twee methoden en dus eerder te stoppen met de huidige overgangsbepaling.

Zodra definitief bekend is of de voorstellen van de RJ (onveranderd) definitief worden, komen wij hierop terug.