Prinsjesdag: voor het funderend onderwijs verandert er weinig in 2021
Afgelopen dinsdag las koning Willem-Alexander de troonrede voor en publiceerde de minister van Financiën de miljoenennota 2021. Een spannend moment in deze coronacrisis. Voor 2020 wordt een krimp verwacht van -8,5% BBP en voor 2021 een groei van 3,5%. Het zal naar verwachting dus drie jaar duren voordat we economisch weer op het niveau van voor de crisis zitten, er van uitgaande dat er geen tweede periode van ‘Lockdown’ nodig is en het huidige herstel doorzet. De overheidsfinanciën staan hierdoor flink onder druk.
Tegen deze achtergrond is het goed om in de OCW-begroting te lezen dat er op het onderwijs niet wordt bezuinigd. Het kabinet ziet zelfs ruimte voor beperkte investeringen. Zo wordt er € 30 miljoen vrij gemaakt voor het oplossen van het lerarentekort in de vijf grote steden en onderwijsachterstandenbeleid blijft een prioriteit. Een aangekondigde bezuiniging van € 510 miljoen blijft achterwege; de hogere leerlingen en studentenaantallen worden buiten de lumpsum en voor een groot deel buiten de begroting van OCW opgelost. Dit besluit was overigens ook al aangekondigd in de Voorjaarsnota. Verder zijn er middelen beschikbaar om onderwijsachterstanden als gevolg van de lockdown in te lopen. Nieuwkomersleerlingen krijgen hiervoor ook enkele maanden extra bekostiging (3 maanden in het po, dubbele apriltelling in het vo).
De bestuursakkoorden waarin afspraken worden gemaakt over de middelen in de Prestatiebox verlopen in 2020. De middelen blijven beschikbaar voor zowel het po als het vo. Het is echter nog onduidelijk of er een nieuw bestuursakkoord met doelstellingen en verantwoordingsafspraken zal volgen of dat deze middelen in de Lumpsum zullen vloeien. Duidelijkheid hierover kan waarschijnlijk pas worden gegeven na de Tweede Kamer verkiezingen en de daaropvolgende formatie van een nieuw kabinet in 2021.
Zo bezien verandert er voor veel schoolbesturen weinig in 2021. We merken wel op dat de sociale premies nog niet zijn vastgesteld (voorheen waren die vaak beschikbaar met Prinsjesdag). Het ABP heeft wel een premieverhoging van 24,9% naar 26,6% aangekondigd, maar ook dit percentage kan nog tot en met november worden bijgesteld. Duidelijkheid over vergoeding van dergelijke premiestijgingen conform referentiesystematiek in de bekostiging volgt doorgaans pas bij de voorjaarsnota in mei 2021. De ontwikkeling in werkgeverslasten in 2021 is hierdoor nog onduidelijk.