Minister verduidelijkt inclusiever onderwijs aan de hand van een casus

Een moeder van een leerling wendde zich per e-mail tot de commissie Onderwijs van de Tweede Kamer. En de commissie legde de zaak voor aan de minister. Die enkele maanden later uitvoerig antwoordde. De kwestie betrof de gewenste overgang van een leerling van het speciaal onderwijs naar een reguliere school. In deze casus speelden bijvoorbeeld knelpunten met betrekking tot een betere samenwerking tussen onderwijs en zorg. Zoals de vraag welke ondersteuning onder de zorg valt en welke ondersteuning onder het onderwijs valt, en uit welke financiering dit betaald zou moeten worden. In zijn reactie op deze casus stelt de minister dat er twee uitgangspunten zijn als het gaat om de inzet van zorgbudget en onderwijsbekostiging op school:

  1. Het zorgbudget van de leerling mag alleen worden ingezet voor zorg en niet voor onderwijsondersteuning;
  2. De onderwijsbekostiging mag alleen worden ingezet voor onderwijs en onderwijsondersteuning en niet voor zorg.

Deze uitgangspunten zijn van belang om beide onderdelen te kunnen waarborgen. Als geld dat bedoeld is om zorg te verlenen uitgegeven wordt aan onderwijs of onderwijsondersteuning kan de zorg in de knel komen en vice versa. Het budget voor zorg is immers gebaseerd op de hoeveelheid zorg die naar verwachting nodig is. Zo is ook de onderwijsbekostiging gebaseerd op wat er nodig is voor onderwijs en onderwijsondersteuning. Over de in te zetten onderwijsondersteuning worden in het (voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben verplichte) ontwikkelingsperspectief afspraken gemaakt tussen school en ouders. Voor begeleiding, bemiddeling en advies bij het vinden of vormgeven van geschikt onderwijs en onderwijsondersteuning voor het kind kunnen ouders, scholen en samenwerkingsverbanden gratis gebruik maken van de diensten van de Onderwijsconsulenten. Als de school  op basis van het ondersteuningsplan vindt dat er te weinig middelen worden verstrekt om de gevraagde ondersteuning te bieden, zal de school in gesprek moeten gaan met het samenwerkingsverband. Dit omdat een reguliere school niet standaard op deze zware ondersteuningsvragen is ingericht en hiervoor maatwerk geleverd moet worden door samenwerkingsverbanden en scholen. Ook bij vragen over de bekostiging rond de inzet van medische zorg op school kan een onderwijsconsulent worden ingeschakeld. Als ouders vinden dat een school niet voldoende onderwijsondersteuning levert, kunnen zij hun zaak voorleggen aan de Geschillencommissie Passend Onderwijs. Over de inzet van de zorgmiddelen uit een persoonsgebonden budget moeten school en ouders ook afspraken maken, waarbij de ouders uiteindelijk de zeggenschap hebben over de inzet hiervan. Scholen mogen niet van ouders vragen om deze zorgmiddelen in te zetten voor onderwijs of onderwijsondersteuning.