Rapportage en kamerbrief IBO-onderzoek “Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid” – 18 april 2023

Eind 2022 werd de rapportage van het IBO-onderzoek (IBO staat voor interdepartementaal beleidsonderzoek) “Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid” in het funderen onderwijs uitgebracht.
Met brief van 18 april 2023 stuurde minister Wiersma deze rapportage naar de Tweede Kamer. In deze brief geeft de minister tevens zijn beleidsreactie.

In zijn beleidsreactie onderschrijft de minister de hoofdlijnen van het IBO-rapport:

  • Vier basiselementen die op orde moeten zijn: heldere en gedragen doelen, zicht op prestaties van leerlingen, de juiste prikkels vanuit beleid (zoals bekostiging en toezicht) en voldoende en goed toegeruste actoren.
  • Consistente keuzes in de manier waarop de Rijksoverheid stuurt met als bandbreedte een actieve centraal sturende overheid aan de ene kant van het spectrum en een filosofie van gereguleerde zelfsturing aan de andere kant daarvan.
  • Een langetermijnvisie of -agenda.

De minister geeft vervolgens invulling aan deze hoofdlijnen. Naast de verwijzing naar een aantal ingezette acties (zoals onder meer opgenomen in het masterplan basisvaardigheden, in het werkplan gezamenlijke aanpak lerarentekort en kamerbrief “Samen voor beter onderwijs, duidelijk over kwaliteit”) zet de minister een aantal duidelijke lijnen neer:

  • Hij wil tot een fundamentele herijking komen van het besturingsmodel voor het funderend onderwijs zoals dat de afgelopen decennia gehanteerd werd. Het is daarbij tijd om, zoals de minister schrijft, de ontstane afstand te overbruggen tussen overheid en onderwijs en als overheid weer meer betrokken te zijn bij het onderwijs, waarbij de ruimte en professionaliteit van actoren in het onderwijs overeind blijft.
  • Hij stelt evidence-informed werken als norm, zowel bij onderwijsverbetertrajecten  als binnen de leermiddelen- en onderwijsondersteuningsmarkt.
  • Hij wil grondig naar de lumpsum kijken en deze herijken, dit in samenhang met de invulling van het besturingsmodel en met sturingskeuzes op het gebied van arbeidsvoorwaardenvorming (zie de volgende twee punten).
  • Hij wil een breed gesprek voeren over governance en (mede)zeggenschap en vandaaruit kijken naar het huidige bestuursmodel en het functioneren van de bestuursstructuur.
  • Hij wil de rol van de verschillende actoren, waaronder de Rijksoverheid, bij de arbeidsvoorwaardenvorming nader bezien.

Uiteraard houden wij u op de hoogte van de verdere uitwerking van deze beleidsvoornemens.